Naar aanleiding van het politiek debat in november 2020 heeft Defensie besloten advies te vragen over een aantal onderwerpen die met de Uitkeringsregeling Chroom-6 te maken hebben. Hiervoor is begin 2021 een adviescommissie ingesteld onder voorzitterschap van prof. mr. G.J.J. Heerma van Voss.

De commissie heeft de opdracht een advies uit te brengen over de volgende onderwerpen:

  • Bepaal hoe de Uitkeringsregeling zich verhoudt tot het wettelijk kader, tot de regelingen zoals die Rijksbreed zijn vastgesteld en betrek hierbij ook het rapport en de aanbevelingen van de Commissie Vergemakkelijken Schadeafhandeling Beroepsziekten (VSAB);
  • Onderzoek in hoeverre de arbeidsomstandigheden op de Prepositioned Organizational Materiel Sites(POMS) van Defensie, zoals Eygelshoven, dermate uniek waren ten opzichte van de arbeidsomstandigheden op andere defensielocaties waar gewerkt is met chroom-6 in genoemde periode, dat het daardoor gerechtvaardigd kan zijn om alleen voor alle oud-medewerkers van de POMS een aparte rechtspositionele regeling vast te stellen;
  • Voer een impactanalyse uit voor de situatie waarin voor het recht op een uitkering als uitgangspunt wordt gehanteerd een vergoeding voor iedere werknemer die mogelijk is blootgesteld aan chroom-6/gevaarlijke stoffen in plaats van de uitgangspunten zoals gehanteerd bij het opstellen van de Uitkeringsregeling Defensie. Het gaat hierbij om het loslaten van (1) het uitgangspunt dat er sprake moet zijn van blootstelling en een ziekte of medische aandoeningen en (2) het bestaan van causaliteit tussen ziekte en blootstelling aan chroom-6 of de gevaarlijke stof op basis van wetenschappelijk onderbouwde criteria waarbij minimaal sprake moet zijn van een ziekte die ervan verdacht wordt veroorzaakt te kunnen zijn door blootstelling aan chroom-6 of de gevaarlijke stof. De analyse moet zich minimaal richten op wat de mogelijke (juridische, maatschappelijke en financiële) consequenties zijn voor Defensie, de rijksoverheid, het bedrijfsleven en op de betrokken (oud-)medewerkers en nabestaanden.

In september 2021 heeft de commissie in haar tussenrapportage antwoord gegeven op de eerste deelvraag (zie ook Kamerbrief 35 925 X, nr. 21 d.d. 25 oktober 2021).

Het was de verwachting dat de eindrapportage voor het zomerreces gereed zou zijn. De voorzitter van de commissie heeft recent aan de Staatssecretaris van Defensie gemeld dat de beantwoording van met name de derde deelvraag meer tijd kost dan oorspronkelijk voorzien. Dit komt onder andere door de Covid-maatregelen en ook doordat de commissie meer mensen wil spreken om een aantal specifieke vragen beter te kunnen verhelderen. Het is van groot belang dat de commissie haar werk zorgvuldig en volledig kan afronden en de tijd heeft om met name de derde opdracht verantwoord te kunnen uitvoeren. Het is nu de verwachting dat de eindrapportage na het zomerreces gereed zal zijn

De Staatssecretaris van Defensie heeft de Kamer op 6 juli 2022 geïnformeerd over dit uitstel.